e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loodplank waterpas met een loodje: wātǝrpas met˱ ǝn lø̜tjǝ (Merselo) Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.] II-9
loof blader: blaar (Merselo), loof: loeëf (Merselo), loo.uf (Merselo) bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)] || loof, gebladerte III-4-3
loof van de bieten afplukken trekken: trękǝ (Merselo) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
looi looi: loǝj (Merselo) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lojǝ (Merselo) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loops loops: löps (Merselo) loops, geslachtsdriftig ve teef III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: loeët (Merselo), scheut: scheut (Merselo) loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loo.upe (Merselo) lopen [SGV (1914)] III-1-2
loper loper: lø̄pǝr (Merselo) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losse plankbrug vondel: vondele (Merselo), vonder: vonder (Merselo) vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1