e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
panlat panlat: panlat (Merselo) Lat met een formaat van ongeveer 2 x 3.5 cm (1 x 1.5 duim) die vooral bij dakbedekkingen wordt gebruikt om er de dakpannen op te leggen. Zie ook het lemma ɛpanlattenɛ in wld II.9, pag. 107.' [N 50, 73b; monogr.] II-12
pannen poppen poppen: popǝ (Merselo) De voegen tussen dakpannen met behulp van stropoppen afdichten. Het woordtype 'poppen' werd in L 210 en omgeving ook gebruikt voor ø̄het fabriceren van bosjes stro voor het dekken van oude dakenø̄. [monogr.; N 32, 44d] II-9
pannenborstel pannenborstel: pannenbaors(t)el (Merselo) ronde borstel om pannen te schuren III-2-1
pannenkoek koek: Wie baas is, bákt ko‰k, már t hoeft genne goeje te zien: Wat iemand van gezag doet, hoeft nog niet goed te zijn Wie goeje ko‰k bekt, dörft n ejke te braeke: wie goed werk wil leveren, moet ook wel eens risico nemen  koēk (Merselo), pannenkoek: pannekoēk (Merselo) pannekoek III-2-3
pannenkoekenbeslag koekendeeg: koēkedieëg (Merselo) pannekoekbeslag III-2-3
pannenlap pannenlap: panneláp (Merselo), ties: ties (Merselo), tieslap: tieslap (Merselo) pannelap || pannenlap III-2-1
pannenstrijker pannenstrijker: panǝnstrīkǝr (Merselo) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang nijptang: niptaŋ (Merselo) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pantoffel pantoffel: pantoeffels (Merselo) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] III-1-3
pantoffeltje pantoffeltje: pantufelke (Merselo), slaapmutsje: caleo colaria  slaopmutske (Merselo) Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele III-2-1