e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sint-jozefbeeld heilige jozef: heͅlegə juəzeͅf (Merselo), sint-jozefbeeld: st jossefbeeld (Merselo) Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)] III-3-3
sip (kijken) lelijk op de neus kijken: lèllik op de neus kieke (Merselo), onnozel kijken: onnø͂ͅuzel kieken (Merselo) sip kijken [SGV (1914)] III-1-4
slaan slaan: bont ɛn blōu slōgən (Merselo), slaon (Merselo), sloan (Merselo), sloj um ow oewere (Merselo), sloj um ŏu oewere (Merselo), slòn (Merselo) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
slaapkamer slaapkamer: slaopkamer (Merselo), slaapplaats: slaoppláts (Merselo) slaapkamer III-2-1
slaapkamermos kriemelgerei: kriemelgrej (Merselo) slaapkamermos III-2-1
slabbetje, spuugdoekje slabber: slábber (Merselo), slabbertje: slebberke (Merselo), spijdoekje: speejduukske (Merselo), zeverdoekje: zaeverduukske (Merselo), zeverlapje: zaeverlepke (Merselo) kwijldoekje, spuugdoekje || morsdoekje III-2-2
slachten slachten: slaxtǝ (Merselo) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: slag (Merselo), släg (Merselo) slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slaglijnen lijnen: lijnen (Merselo) De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71] II-3
slak slak: slek (Merselo), slĕk (Merselo) slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2