e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

Gevonden: 3435
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopwater vontwater: vintwater (Merselo) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: deurèn (Merselo) dooreen [SGV (1914)] III-4-4
doorbakken doorbakken: durbákke (Merselo) doorbakken III-2-3
doordeweekse mis stille mis: stil mis (Merselo) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doorn, stekel doorn (mv.): døͅr (Merselo), doorns: durs (Merselo), dŭrs (Merselo, ... ), dörs (Merselo) doorn [SGV (1914)] || doorn, stekel || doornen [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornenkroon kroon van doorns: de kroeen van durs (Merselo) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornstruik doornenstruik: dŭrzestroek (Merselo) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
doorschieter doorgewassen struik: dø̜rgǝwasǝ struk (Merselo) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslag, drevel drijfnagel: drīfnāgǝl (Merselo), drijver: drīvǝr (Merselo) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. Zie ook afb. 94. Werken met de doorslag werd in Tongeren (Q 162) doppen (dø ̞pǝ) genoemd. Zie ook het gelijknamige lemma in Wld II.9, pag. 160. Het materiaal dat hieronder is opgenomen vormt een aanvulling daarop en is uitsluitend afkomstig uit monografische bronnen. [monogr.] II-12
dopeling dopeling: duuëpeling (Merselo) dopeling III-2-2