20008 |
aster (aster sinensis) |
aster:
as’ter (L209p Merselo)
|
asterbloem
III-2-1
|
26236 |
aswiel |
groot wiel:
groot wiel (L209p Merselo),
kroonrad:
kroonrad (L209p Merselo),
kroonwiel:
kroonwiel (L209p Merselo)
|
Het grote kamwiel aan de molenas van de windmolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op het spijlenrad. Zie ook afb. 49 en 64.2. Het is een wiel waarvan de tanden haaks of met een hoek van 45o op het vlak van het rad staan. Wanneer de molen niet voorzien is van een apart aswiel voor de reminrichting is rond het aswiel de zgn. vang bevestigd. Zie ook het lemma ɛgroot kamradɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in watermolens.' [N O, 11a; A 42A, 8; Sche 38; monogr.]
II-3
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
Aschgoensdag (L209p Merselo)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|
19561 |
aszeef |
assenzift:
âssezift (L209p Merselo)
|
aszeef
III-2-1
|
33499 |
augurk |
komkommertje:
kumkummerke (L209p Merselo)
|
augurk
I-7
|
31935 |
avegaar |
effer:
ɛfǝr (L209p Merselo)
|
Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.]
II-12
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
achterstevoren:
áchtersteveur (L209p Merselo),
(dit is een variant van áchtersteveur).
echtersteveur (L209p Merselo),
echterstevurre (L209p Merselo),
áchterstevurre (L209p Merselo),
averechts:
ávverechs (L209p Merselo)
|
achterstevoren, averechts
III-4-4
|
23257 |
avondgebed |
avondgebed:
aovendgebed (L209p Merselo)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aoventèète (L209p Merselo),
âôvendête (L209p Merselo),
aevesaete
aovendaete (L209p Merselo),
avondkost:
aovendkaost (L209p Merselo),
avondmaal:
aovendmaol (L209p Merselo),
avondseten:
ōͅvəs˂ēͅtə (L209p Merselo),
avondskost:
Bruun boeëne mit spek is gennen aovekaos(t)
aoveskaos(t) (L209p Merselo),
eten:
ète (L209p Merselo)
|
avondeten || avondkost || avondmaal || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 18 uur 30 [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 à 21 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
23673 |
avondtriduüm |
avondtridum:
aovendtridium (L209p Merselo)
|
Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)]
III-3-3
|