20643 |
ingemaakt voedsel |
ingemaakt:
iengemákt (L209p Merselo),
inmaak:
We hebbe enne groeëten ienmaak ien de kelder staan
ienmaak (L209p Merselo),
We zien mit dn ienmaak verreg
ienmaak (L209p Merselo)
|
de ingemaakte soorten groenten/fruit (sterillisatie) || de totale voorraad ingemaakte groenten/ fruit || ingemaakt
III-2-3
|
17701 |
ingewanden |
ingewand:
iengewand (L209p Merselo)
|
ingewanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
33017 |
ingezaaid land |
gezaaid:
gǝzē̜i̯t (L209p Merselo)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
inkulǝ (L209p Merselo)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
inlęgǝ(n) (L209p Merselo)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
moespot:
moespot (L209p Merselo),
moeston:
moestòn (L209p Merselo)
|
pot of ketel waarin kool gekookt of bewaard wordt || vat waarin de kool ingemaakt wordt
III-2-1
|
20906 |
inmaken |
inleggen:
augurken, eieren
ienlegge (L209p Merselo),
inmaken:
ienmake (L209p Merselo)
|
inmaken
III-2-3
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
insxødə (L209p Merselo),
verschudden:
verschudde (L209p Merselo)
|
inschenken || sterke drank schenken
III-2-3
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vørspanǝ (L209p Merselo)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L209p Merselo)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|