30103 |
kalkzandstenen |
kalkzandstenen:
kalǝk˲zantstęǝn (L209p Merselo)
|
Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d]
II-9
|
18838 |
kalm, bedaard |
bedaard:
bedaard (L209p Merselo),
kalm:
kalm (L209p Merselo),
stil:
stil (L209p Merselo)
|
kalm [SGV (1914)]
III-1-4
|
34170 |
kalven |
kalven:
kalvǝ (L209p Merselo)
|
Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.]
I-11
|
33351 |
kalverstal |
mokkenstal:
mø̜kǝ[stal] (L209p Merselo)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kaam (L209p Merselo)
|
kam [SGV (1914)]
III-1-3
|
19694 |
kamer |
kamer:
Ien de kamer stón neej stuËl : (= neutraal) Hij is óp zien kamer: (= persoonsgebonden )\'t Oeëg van vrow mekt de kamer zËver: Eigen toezicht boekt het meeste resultaat
kamer (L209p Merselo)
|
kamer
III-2-1
|
18724 |
kammen |
kammen:
kêime (L209p Merselo)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenstander:
kersestender (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
kandelaar:
kândeler (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
kaarsenstandaard || kandelaar
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
keͅrsəløxtərs (L209p Merselo)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
borstklont:
baorskloont (L209p Merselo),
borstsuiker:
baorssoeker (L209p Merselo),
kandijsuiker:
kândeej (L209p Merselo),
kândeejsoeker (L209p Merselo)
|
bruin/zwarte kandijklontjes || kandij || kandijsuiker || witte en bruine kandijsuiker
III-2-3
|