23589 |
marialied |
marialiedje:
marialiedje (L209p Merselo)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23746 |
mariascapulier |
mariascapulier:
mariaskapulier (L209p Merselo)
|
Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
mɛrənt (L209p Merselo)
|
markt [RND]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmer (L209p Merselo)
|
marmer [SGV (1914)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
en marmeren bield (L209p Merselo)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
marter:
marter (L209p Merselo)
|
marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
bombakkes:
bombakkes (L209p Merselo),
masker:
masker (L209p Merselo)
|
masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L209p Merselo)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
metras (L209p Merselo)
|
matras
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéézə (L209p Merselo),
májjenaes (L209p Merselo)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|