24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
mūūs (L209p Merselo)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
20774 |
muisjes |
muisjes:
Bij n neej ki‰ndje kriede duk beschuut mit muËskes MuËske,muËske,muËske, geft mij òwwen neejen tând, dan kriede gij dn âlde
muūskes (L209p Merselo)
|
muisje, soort hagelslagkorrel
III-2-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
muze (L209p Merselo),
jagen van de kat op muizen
moēze (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
muizen || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
mul:
mul (L209p Merselo)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
18418 |
muts: algemeen |
kips:
Met klep. WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.
kips (L209p Merselo),
muts:
Wollen muts.
møts (L209p Merselo)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
30091 |
muur |
muur:
mȳr (L209p Merselo)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
muziek (L209p Merselo),
spel:
speul (L209p Merselo)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (L209p Merselo)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (L209p Merselo)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nē̜ǝjǝ (L209p Merselo),
nɛ̄jǝ (L209p Merselo)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|