23227 |
oksaal |
zingzolder:
zingzolder (L209p Merselo)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20547 |
olie |
olie:
ŏŏllie (L209p Merselo),
spijsolie:
spiēsòllie (L209p Merselo)
|
olie [SGV (1914)] || spijsolie
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
òlliebol (L209p Merselo)
|
oliebol
III-2-3
|
19546 |
olielamp |
snotneus:
snòtneus (L209p Merselo)
|
\'t Oudste bekende olielampje
III-2-1
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
oli[verf] (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33664 |
omheinde wei |
afgemaakte wei:
afgǝmaktǝ węi̯ (L209p Merselo)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
gelènder (d.):
gelender (L209p Merselo)
|
traliehek als afscheiding
III-2-1
|
17917 |
omhelzen |
omhelzen:
omhelze (L209p Merselo)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31423 |
omslagboor |
borstboor:
bǭrs˱bōr (L209p Merselo)
|
Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.]
II-12
|
20142 |
omslagluier |
huik:
was vroeger de buitenste; cf. WNT s.v. "huik"(lange mantel zonder mouwen?)
huuk (L209p Merselo)
|
Hoe noemt men de doeken, waarin de zuigelingen gewikkeld worden ? Hebben de binnenste een andere naam dan de buitenste ? [DC 04 (1936)]
III-2-2
|