e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontzien ontzien: òntziēn (Merselo) ontzien III-1-4
onvolgroeide vrucht krot: krot (Merselo) vrucht, klein en misvormd I-7
onvruchtbare koe guste koe: gøstǝ ku (Merselo) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: dònderschoeër (Merselo), hommelschoer: (dit is een synoniem voor ònwaersbuuj - zie ook blz. 392).  hòmmelschoēr (Merselo), (dit is een variant van dònderschoeër).  hòmmelschoeër (Merselo), onweersbui: ònwaersbuuj (Merselo), schoer: schōēr (Merselo, ... ) donderbui [SGV (1914)] || donderbui, onweersbui || onweersbui [SGV (1914)] III-4-4
onweerx onweer: ŏnwêr (Merselo), (zie ook blz. 395; jonger Venrays!).  ònwaer (Merselo), Opm. dit is oud Venrays! (zie ook blz. 395).  oonwaer (Merselo) donderbui [SGV (1914)] || onweer III-4-4
onzevader onzevader: onze vader (Merselo, ... ), paternoster: pater noster (Merselo) Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3
onzevaderkralen dikke kralen: dikke kralle (Merselo) De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
oog oog: oeweg (Merselo), oeəg (Merselo), ooug (Merselo), u.əgə (Merselo) ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
oogkleppen oogkleppen: ōǝxklɛpǝ (Merselo) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10
oogst -opbrengst bouw: [bouw] (Merselo), schot: sxǫt (Merselo) Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12] I-4