20056 |
oostindische kers |
lopertje:
luuëperke (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
Oostindische kers
I-7, III-2-1
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op de loaup goan (L209p Merselo)
|
op de loop gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
32725 |
op de voor |
op de kant:
op ˲dǝ kãnt (L209p Merselo)
|
Het paard dat voor een voetploeg gespannen is gaat "op de voor": het loopt vlak langs de vorige ploeggeul, op de strook die nog niet is omgeploegd. Op de voor loopt ook het linker paard (van achteren gezien) als de ploeg door een tweespan getrokken wordt. Doorgaans zijn de termen voor dit begrip ook toepasselijk op het linker voorwiel van een karploeg. [JG 1a; N 11A, 141c; monogr.]
I-1
|
33218 |
op een hoop gooien |
ophopen:
ophȳpǝ (L209p Merselo)
|
Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.]
I-5
|
20277 |
op kraambezoek gaan |
kindje kijken:
kiēndje kiēke (L209p Merselo),
kindjeskoffie:
kiēndjeskoffie (L209p Merselo),
kraambezoek:
kraombezuūk (L209p Merselo)
|
feestelijke koffietafel na de geboorte van een kind || kraambezoek || nà de geboorte buurkinderen ontvangen en trakteren
III-2-2
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
oͅp rətrēͅt gōͅn (L209p Merselo)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
dijken:
dīkǝ (L209p Merselo)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op stelte looupe (L209p Merselo)
|
stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
struik:
strūk (L209p Merselo)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
23457 |
opening in een galmgat |
galmgat:
galmgat (L209p Merselo)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|