e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rochet superplie (<lat.): superplie (Merselo) Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rode aalbes rode miemeren: roode  roj miemere (Merselo) aalbes [SGV (1914)] I-7
rode biet kroot: krōt (Merselo) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode klaver rode klaver: rōi̯ǝ [klaver] (Merselo) Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
rode kool rode kappes: rojjekáppes (Merselo), rood moes: roeëdmoes (Merselo) gekookte rodekool || Rode kool (als plant of gewas) I-7, III-2-3
rode renet, sterappel binnenrode: sterappel  binnerojje (Merselo) appel, soort I-7
roedewiggen roedespieën/-spijen: rujspijǝ (Merselo) De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3
roek kraai: krèj (Merselo), roek: corvus frugilegus  roēk (Merselo) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend kwaak, kwaak, kwaak: kwāk, kwāk, kwāk (Merselo), tuut, tuut: tyt, tyt (Merselo) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de kip tuut, tuut: tyt, tyt (Merselo), tuut, tuut, tuut: tȳt, tȳt, tȳt (Merselo) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12