19871 |
schilmes |
schrabbertje:
schrebberke (L209p Merselo)
|
aardappelschilmesje
III-2-1
|
19777 |
schilmes, aardappelmesje |
pluutje:
pluutje (L209p Merselo)
|
aardappel(schil)mesje
III-2-1
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
schilmes:
schelmés (L209p Merselo)
|
klein mes om o.a. aardappelen en fruit te schillen
III-2-1
|
25044 |
schim, schaduw, glimp |
schim:
schiem (L209p Merselo)
|
schim, schaduw, glimp
III-4-4
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
sxemǝl (L209p Merselo)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
schimmel (L209p Merselo)
|
schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
21244 |
schip |
schip:
schip (L209p Merselo),
sxip (L209p Merselo)
|
schip [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (L209p Merselo)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
26502 |
schoen |
schoentje:
sxyntjǝ (L209p Merselo)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schōēn (L209p Merselo)
|
schoen [SGV (1914)]
III-1-3
|