24469 |
blad (alg.) |
blad:
blad (L209p Merselo)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (L209p Merselo),
blader:
blār (L209p Merselo)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
plat:
konijnevoer
platte (L209p Merselo)
|
paardebloemblad
III-4-3
|
24796 |
bladvorm |
nnervig:
ieënnaerveg (L209p Merselo)
|
hoofdnerf ve blad
III-4-3
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffe (L209p Merselo)
|
blaffen [SGV (1914)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
blaoker (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
blaker || kaarshouder
III-2-1
|
29838 |
blaren |
blaren:
blø̜̄rǝ (L209p Merselo)
|
Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.]
II-9
|
24473 |
blauwe bosbes |
moelbeer:
moelbaer (L209p Merselo)
|
bosbes, blauwe —
III-4-3
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
rêiger (L209p Merselo)
|
reiger [SGV (1914)]
III-4-1
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
aasvlieg:
aosvliēg (L209p Merselo),
madenschijter:
maajeschieter (L209p Merselo)
|
vleesvlieg || vleesvlieg, dikke bromvlieg
III-4-2
|