26871 |
stamper |
stemper:
stɛmpǝr (L209p Merselo)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
20677 |
stamppot |
potage:
petázzie (L209p Merselo),
pótázzie (L209p Merselo)
|
stamppot
III-2-3
|
20757 |
stamppot met stokvis |
pratmoes:
pratmoes (L209p Merselo)
|
soort stamppot
III-2-3
|
20914 |
stamppot spruiten |
spruitenmoes:
sprutemoes (L209p Merselo)
|
stamppot van spruiten
III-2-3
|
20918 |
stamppot witte kool |
witmoes:
witmoes (L209p Merselo)
|
(stamppot van) gekookte witte kool
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stanbe.lt (L209p Merselo)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
25960 |
standerdmolen |
kastmolen:
kāst[molen] (L209p Merselo)
|
Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93]
II-3
|
26273 |
staven |
staven:
stāvǝ (L209p Merselo)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|
21260 |
steeg, steegje |
steeg, steegje:
steeg (L209p Merselo)
|
steeg [SGV (1914)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
steek (L209p Merselo)
|
steek [SGV (1914)]
III-1-2
|