19512 |
tuit |
tuit:
An \'n koffietäöt zit ennen teut
teut (L209p Merselo)
|
tuit(je) van de koffiekan
III-2-1
|
20116 |
turfmolm |
gemul:
gemul (L209p Merselo),
gǝmøl (L209p Merselo)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
26795 |
turfspa |
kluitenschup:
klytǝsxøp (L209p Merselo)
|
Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.]
II-4
|
32761 |
twee spaden breed spitten |
twee schup breed (spaden):
twiǝ sxøp˱ briǝt (L209p Merselo)
|
Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.]
I-1
|
32960 |
tweede grasoogst |
nagras:
nǭgras (L209p Merselo)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
pimpen:
pimpe (L209p Merselo)
|
Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
twelling (L209p Merselo)
|
tweeling
III-2-2
|
24495 |
twijg, jonge tak |
teen:
tieën (L209p Merselo)
|
twijg
III-4-3
|
33597 |
ui, ajuin |
look:
loeëk (L209p Merselo)
|
ui
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
lokekoek:
loeëkekoēk (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
uienpannekoek || uienpannenkoek
III-2-3
|