20660 |
venkel |
venkel:
vinkel (L209p Merselo)
|
venkel [SGV (1914)]
III-2-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
vęnstǝrbaŋk (L209p Merselo)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blinden:
blindǝ (L209p Merselo
[(los vensterluik aan de binnenzijde)]
)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruje (L209p Merselo)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdocht (L209p Merselo)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
stock (d.):
stok (L209p Merselo),
òp de hoevulste stok wònde: op de hoeveelste verdieping woon jij
stok (L209p Merselo),
verdieping:
\'r mankieërt wat ien de bovveste verdieëping: er is iets niet in orde met het verstand
verdiēping (L209p Merselo)
|
etage || verdieping || verdieping, etage
III-2-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
jammer:
jommer (L209p Merselo),
leed:
lee.id (L209p Merselo),
lieëd (L209p Merselo),
pijn:
pien (L209p Merselo),
verdriet:
verdriēt (L209p Merselo),
verdrīēt (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
leed [SGV (1914)] || leed, verdriet, ellende || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] || verdriet, leed
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vē̜rǝf (L209p Merselo),
vɛ̄rǝf (L209p Merselo)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30677 |
verfkrabber |
krebber:
krɛbǝr (L209p Merselo)
|
Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
verflaag:
vɛ̄rflǭx (L209p Merselo)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|