33481 |
zwarte bes |
moelberen:
zwarte
moelbêr (L209p Merselo)
|
aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kraej (L209p Merselo),
krääj (L209p Merselo),
zwarte kraai:
zwarte krèj (L209p Merselo)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
zwavel:
zwaavel (L209p Merselo),
zwèvel (L209p Merselo)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
zweep:
zwēp (L209p Merselo)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwimme (L209p Merselo),
zwɛ.mə (L209p Merselo)
|
zwemmen [RND], [SGV (1914)]
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
bimsstenen:
bemsstęǝn (L209p Merselo)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
eghaam:
ęxhām (L209p Merselo
[(incl de strengen)]
),
eghaamsknippel:
ęgǝmsknepǝl (L209p Merselo)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
18045 |
zweren, etteren |
etteren:
ĕttere (L209p Merselo),
zweren:
zwêre (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
bijenzwerm:
bejǝzwę̄rm (L209p Merselo),
zwerm:
zwę̄rm (L209p Merselo)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
klocht:
klòcht (L209p Merselo)
|
zwerm duiven
III-4-1
|