28505 |
zwermen |
zwermen:
zwę̄rmǝ (L209p Merselo)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
18005 |
zweten |
zweten:
zweeite (L209p Merselo)
|
zweten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
zwiege (L209p Merselo)
|
zwijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19301 |
zwoegen |
knuren:
knūre (L209p Merselo),
piezakken:
piezákke (L209p Merselo),
poejakken:
volgens auteurs is het een var. op piezakke; mar.: deze variatie is niet terug te vinden in reg. (dialect)woordenboeken
poejákke (L209p Merselo),
sloven:
sloeëve (L209p Merselo),
woelen:
wūle (L209p Merselo),
zwoegen:
zwōēge (L209p Merselo)
|
armzalig hard werken zonder veel resultaat || hard werken || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
spekzwaard:
spekzwaard (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
zwaard:
zwaard (L209p Merselo),
Stukskes gebakke zwaard zien lekker
zwaard (L209p Merselo)
|
spekzwoerd || zwoerd || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)]
III-2-3
|