24604 |
canadapopulier |
canadas:
canadese populier
kánnadas (L209p Merselo)
|
populier, soort
III-4-3
|
19671 |
canapé, sofa |
canapè:
kánnepeej (L209p Merselo)
|
canapé
III-2-1
|
33749 |
castreren |
snijden:
snēi̯ǝ (L209p Merselo)
|
Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
caveljee (L209p Merselo)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
28448 |
cel |
cel:
sɛl (L209p Merselo)
|
Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56]
II-6
|
29989 |
cement |
cement:
cement (L209p Merselo)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
29999 |
cementmortel |
metselspijs:
mɛtsǝl[spijs] (L209p Merselo)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|
19780 |
centrale verwarming |
verwarming:
verwaerming (L209p Merselo)
|
verwarming
III-2-1
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
druuëgwaorst (L209p Merselo),
rood vlees dat gedroogd wordt
drûûgworst (L209p Merselo),
knippelworst:
knippelwaorst (L209p Merselo),
knuppelworst:
knuppelwaorst (L209p Merselo),
metworst:
metwaorst (L209p Merselo)
|
droogworst [N 06 (1960)] || droogworst, hangend aan een knuppel aan de vliering/zoldering || harde droogworst || worst van fijn gemalen varkensvlees
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
sagrien (L209p Merselo),
sáchrien (L209p Merselo)
|
chagrijn [SGV (1914)] || chagrijn, verdrietige ontevredenheid
III-1-4
|