19146 |
gevoelig |
gevoelig:
gevuleg (L209p Merselo)
|
gevoelig
III-1-4
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevulig (L209p Merselo)
|
gevoelig [SGV (1914)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L209p Merselo)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (L209p Merselo),
gəwøͅlf (L209p Merselo),
verwelf:
vǝrwølǝf (L209p Merselo)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
schildering:
schildering (L209p Merselo)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜ri (L209p Merselo)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
19135 |
gewoonte |
gewoonte:
gewònt(e) (L209p Merselo)
|
gewoonte
III-1-4
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gewricht (L209p Merselo)
|
gewricht [SGV (1914)]
III-1-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezicht (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
gezicht [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
huisgezin:
huusgezin
huisgezin (L209p Merselo),
huishoud, de -:
huushâld (L209p Merselo),
nest:
uit een goed nest komen
naest (L209p Merselo)
|
familie, gezin (fig.) || gezin || gezin, huishouding
III-2-2
|