19556 |
lepelrek |
lepelenrek:
liepelerik (Q198a Mesch)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kemasju (Q198a Mesch)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
liéeve (Q198a Mesch)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
de lièver (Q198a Mesch)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
liechaam (Q198a Mesch)
|
lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
lichaamskracht:
lichams krach (Q198a Mesch, ...
Q198a Mesch)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
lichaamsvocht:
liechemsvoch (Q198a Mesch)
|
lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lidmaat, ledematen:
lietmaot (Q198a Mesch)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17647 |
lies |
lies:
lies (Q198a Mesch)
|
lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30144 |
liggende rollaag |
kopse laag:
kǫpsǝ lǭx (Q198a Mesch)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|