e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mesch

Overzicht

Gevonden: 750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met grote stappen lopen vegen: vège (Mesch) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
metalen broeibak varkensketel: vɛrkǝskitǝl (Mesch) De metalen bak waarin heet water wordt gegoten. In dit water wordt het varken geheel ondergedompeld om de haren los te weken. [N 28, 21; Veldeke 37, 36] II-1
metselen metselen: mętsǝlǝ (Mesch) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselkoord metselkoord: mɛtsǝlkǭrt (Mesch) Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.] II-9
metselstenen bevochtigen nat maken: nāt mākǝ (Mesch) Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a] II-9
metselzand plakzand: plak˲zānt (Mesch), scherpe zand: šɛrǝpǝ zānt (Mesch) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
mier aamzeik: eigen spellingsysteem  haamzeik (Mesch) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei aamzeikenei: eigen spellingsysteem  haamzeike eij (Mesch) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop aamzeikennest: eigen spellingsysteem  haamzeikenies (Mesch) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
moeilijk vooruitkomen nuggelen: nùgele (Mesch) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2