18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q198a Mesch)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nylons (Q198a Mesch)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (Q198a Mesch)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q198a Mesch)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
oondeRgoot (Q198a Mesch)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18257 |
onderhemd |
hemdje:
himpke (Q198a Mesch)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
oonderrok (Q198a Mesch)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
oondurrok (Q198a Mesch)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27891 |
ondersteunen |
stutten:
støtǝ (Q198a Mesch)
|
Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.]
II-9
|
32696 |
ondiep |
dreeg:
drɛi̯ (Q198a Mesch)
|
De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.]
I-1
|