25382 |
pompen |
pompen:
pompǝn (Q198a Mesch)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
floes (Q198a Mesch)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17953 |
pootjebaden |
barvoets:
moeilijk leesbaar
berves (Q198a Mesch)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
29943 |
priemen |
steekpennen:
stīkpɛnǝ (Q198a Mesch),
voegpennen:
vuxpɛnǝ (Q198a Mesch)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (Q198a Mesch)
|
proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30065 |
profielen |
profielen:
pǫrfil (Q198a Mesch)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
18110 |
puistjes |
puistjes:
püskes (Q198a Mesch)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
pullover:
pullover (Q198a Mesch)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30086 |
put |
buik:
bū.k (Q198a Mesch)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
piesjema (Q198a Mesch)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|