22715 |
verschillende knikkerspelen: slang schieten |
slang schieten:
sjlangsjeeten (Q198a Mesch)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
in het boek staan:
ient book sjtoen (Q198a Mesch)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25828 |
versnijden |
intrekken:
entrekǝ (Q198a Mesch)
|
Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a]
II-9
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
stijpel:
štipǝl (Q198a Mesch)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
18277 |
vest |
giletje (<fr.):
zjieleku (Q198a Mesch)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
gilettasje (<fr.):
zjieletèschke (Q198a Mesch)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
jatten:
jatte (Q198a Mesch)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30136 |
vlaams verband |
vlaams verband:
vlāms ˲vǝrbānt (Q198a Mesch)
|
Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
25446 |
vlees conserveren |
pekelen:
pikǝlǝn (Q198a Mesch)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
eigen spellingsysteem
maje (Q198a Mesch)
|
made, vleeswormpje [N 26 (1964)]
III-4-2
|