e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mesch

Overzicht

Gevonden: 750

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolhoed: algemeen bolhoed: boalhoot (Mesch) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen vol gezicht: vol geziech (Mesch) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bont als apart kledingstuk pels: peels (Mesch) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bontkraag bontkraag: boontkraag (Mesch) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontmantel: boontmantel (Mesch) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boon, algemeen bonen: bunǝ (Mesch) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
bordenrek, schotelrek sierrek: seerrik (Mesch) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borrelglaasje drupjesglaasje: dröpkesglaäske (Mesch) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borstelig haar stekelhaar: schtīēkelhaor (Mesch) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstrok lijfje: liefke (Mesch) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] III-1-3