e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheut kijn: kin (Meterik), scheut: sxø̄t (Meterik) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schieten schieten: scheete (Meterik) schieten [SGV (1914)] III-3-1
schil van een vrucht schaal: schaal (Meterik) schil [SGV (1914)] I-7
schilderen, verven verven: vɛrvǝ (Meterik) Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.] II-9
schilderij schilderij: en schonne schilderij (Meterik), schilderij (Meterik) schilderij [SGV (1914)] || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)] III-3-2
schimmel schimmel: sxømǝl (Meterik) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: schummel (Meterik) schimmel (plant) [SGV (1914)] III-4-3
schip schip: sxep (Meterik) schip [RND] III-3-1
schipper schipper: sxipər (Meterik) schipper [RND] III-3-1
schoen schoe: sxu (Meterik), schuddebak: sxødǝbak (Meterik) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3