e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaan slaan: bōnt ɛm blau gəslāgə (Meterik), sloan (Meterik) bont en blauw geslagen [RND] || slaan [SGV (1914)] III-1-2
slachten slachten: slāxtǝ (Meterik) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: slaag (Meterik), släg (Meterik) slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slag of stort slag: slāx (Meterik) Rij van twee turven dik en één turf lang opstaande turven. [II, 78a] II-4
slaglijnen slaglijnen: slaxlinǝ (Meterik) De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71] II-3
slak slak: slek (Meterik, ... ) slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakken van de oplegger slakken: slɛk (Meterik) De twee ijzeren uitsteeksels waarin het hout var de oplegger vastgeklonken zit. [II, add.] II-4
slakkenhuis slakkenhuisje: slekkenhŭŭske (Meterik) slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slechten bonken: boŋkǝ (Meterik) Het verwijderen van gemul en modder om turf te kunnen steken. [I, 27a] II-4
slechten van de laatste achterkuil slechten: slextǝ (Meterik) De laatste achterkuil van het jaar wordt mooi gelijkgemaakt als zetveld voor de nieuw te graven turf. [II, 62] II-4