e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sproeten sproetelen: sprōētele (Meterik) sproet(en) [SGV (1914)] III-1-1
spruitkool, spruitje spruiten: sprōēte (Meterik) spruiten [SGV (1914)] I-7
spruw spruw: sprow (Meterik) spruw [SGV (1914)] III-1-2
spuiten spuiten: spuiten (Meterik) spuiten [SGV (1914)] III-4-4
staakijzer van de windmolen staakijzer: stākīzǝr (Meterik  [(id)]  ) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staan staan: stoan (Meterik) staan [SGV (1914)] III-1-2
staart staart: staart (Meterik), start (Meterik) staart [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-9, III-4-2
stad stad: stad (Meterik), stat (Meterik) stad [RND], [SGV (1914)] III-3-1
stal stal: stal (Meterik) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
stalmeststrooier mestverspreider: mes(t)˲vǝrspręi̯ǝr (Meterik) Met de in dit lemma vermelde termen wordt het moderne werktuig bedoeld, waarmee de mest niet alleen vervoerd maar ook op het land verspreid wordt. [N 11, 28] I-1