e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
turfspa turfspa(de): tø̜rǝfspāj (Meterik) Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.] II-4
turfstapel buit: bølt (Meterik) Grote turfbult of turfmijt. [II, 84c] II-4
turfsteken voor eigen gebruik kluiten steken: klūtǝ stē̜kǝ (Meterik), steken voor eigen gerief: stē̜kǝ vør ęjgǝn gęrif (Meterik) De boer of kleingebruiker steekt jaarlijks een hoeveelheid turf die hij nodig heeft voor de winter. Het steken voor eigen gebruik is de oudste manier van vervenen. [I, 12] II-4
turfstrooiselfabriek turfstrouwselfabriek: tø̜rǝfstrawsǝlfǝbrik (Meterik) Veel grauwveen wordt in de turfstrooiselfabriek tot turfstrooisel verwerkt. [II, 114b] II-4
turfveld peelveldje: pīǝlvɛltjǝ (Meterik), turfveldje: tø̜rǝfvɛltjǝ (Meterik) Klein perceel waar de boeren turfsteken. De grootte ervan hangt af van de dikte van de turflagen. In L 265 is zo''n perceeltje tien meter lang en vier meter breed. [I, 117] II-4
turfveldje veldje: vɛltjǝ (Meterik) Veldje turf dat verpacht wordt. [II, 117] II-4
tweetakrijn tweetakt: tweetakt (Meterik) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
ui, ajuin look: lôôk (Meterik) I-7
uier koesuier: kuwsiǝr (Meterik), uier: ēr (Meterik), ēǝr (Meterik) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uil uil: uul (Meterik) uil [SGV (1914)] III-4-1