e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vastendag vasteldag: vesseldaag (Meterik) vastendag [SGV (1914)] III-3-3
vastentijd vasten: vāsten (Meterik) vasten [SGV (1914)] III-3-3
vechten vechten: fɛ:xtə (Meterik) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
vee beesten: bīǝstǝ (Meterik) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken zuipen: zōēpe (Meterik) zuipen [DC 35 (1963)] III-2-3
veel geld waard veel geld waard: vūl gēlt wērt (Meterik) veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)] III-3-1
veenarbeider, turfsteker graver: grē̜vǝr (Meterik), peelwerker: (mv.)  piǝlwęrkǝrs (Meterik) Arbeider die de turf graaft of steekt. [II, 1; monogr.] II-4
veenbaas peelbazen: piǝlbāzǝ (Meterik) De veenbaas meet de hoeveelheid turf en betaalt uit. [II, 7] II-4
veenbanket banket: pǝkɛt (Meterik) Veen dat men laat zitten om afkalven te voorkomen. [II, add.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond moer: moǝr (Meterik) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4