e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat, opening (mv) gater: gater (Meterik) gaten (mv) [SGV (1914)] III-4-4
gauwdief gauwdief: gawdeef (Meterik) gauwdief [SGV (1914)] III-3-1
gebint gebint(e): gǝbēnt (Meterik) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9
gebrekkig gebrekkig: gebrekkig (Meterik) gebrekkig [SGV (1914)] III-1-2
gebruik gebruik: gebrōēk (Meterik) gebruik [SGV (1914)] III-3-2
gedachtenis nagedacht: noagedācht (Meterik) nagedachte [SGV (1914)] III-1-4
gedwee gedwee: gedwieu (Meterik) gedwee [SGV (1914)] III-1-4
geelzucht geel verf: gêl vërf (Meterik) geelzucht [SGV (1914)] III-1-2
geeuwhonger geeuwhonger: gieuhŏnger (Meterik) geeuwhonger [SGV (1914)] III-2-3
gegraven waterloop sloot: sluǝt (Meterik) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8