25014 |
punt, stip |
punt:
peunt (L245p Meterik, ...
L245p Meterik)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
26896 |
putgeld |
potgeld:
pøtgɛ̄lt (L245p Meterik)
|
Een soort spaarregeling. Op het einde van het stookseizoen krijgt de arbeider putgeld. Dit is met St. Petrus en Paulus op 29 juni. Als men door het seizoen heen bijvoorbeeld honderd stok per week steekt, betaalt men slechts tachtig uit. Het restant wordt opgespaard tot het einde van het seizoen. Van eventueel stukgemaakt gereedschap worden de kosten van reparatie of vervanging van het gespaarde geld afgetrokken. [II, 12]
II-4
|
26771 |
putturf |
vale turf:
vālǝn tø̜rǝf (L245p Meterik)
|
Grauwe turf speciaal gebruikt voor het opzetten van de wanden van een put. [II, 45]
II-4
|
33623 |
putzwengel |
putwip:
pøtwep (L245p Meterik),
wip:
wep (L245p Meterik)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
19079 |
raad |
raad:
road (L245p Meterik)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
26922 |
raai |
grebben:
grebǝ (L245p Meterik),
raai:
raj (L245p Meterik)
|
Hoofdafvoersloot. Op een afstand van tweehonderd meter van elkaar worden de raaien gegraven. [11, 18c]
II-4
|
27904 |
raam |
raam:
rám (L245p Meterik
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
vreemd:
vremd (L245p Meterik)
|
01; vreemd [SGV (1914)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raat:
roǝt (L245p Meterik)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|