33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L245p Meterik)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (L245p Meterik)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
26891 |
boterhammen |
botterhams:
botǝrhams (L245p Meterik)
|
Boterhammen worden in de etenszak meegenomen. [II, 2c]
II-4
|
33644 |
bouwland |
`:
fē̜.lt (L245p Meterik)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
26306 |
bovenbonkelaar |
bonkelaar:
boŋkǝlǝr (L245p Meterik)
|
De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.]
II-3
|
27072 |
bovenlast |
bovenlast:
bōvǝlāst (L245p Meterik)
|
Ruimte boven op het turfschip waar men de turf stapelt. [II, 90e]
II-4
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bø̜vǝlext (L245p Meterik)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
26131 |
bovenring |
kruibaan:
krȳjbān (L245p Meterik)
|
De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106]
II-3
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenste stock (d.):
bøͅvəstə stoͅk (L245p Meterik)
|
bovenverdieping [SGV (1914)]
III-2-1
|
20140 |
box |
box:
Dit is alles
boks (L245p Meterik),
nelie luuwpt aal in de boks
boks (L245p Meterik)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || kinderbox; hoe noemt men in uw dialect - [DC 49 (1975)]
III-2-2
|