18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
līēud (L245p Meterik),
verdriet:
verdreet (L245p Meterik)
|
leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L245p Meterik)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergŏŏje (L245p Meterik)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardaag (L245p Meterik)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vri-je (L245p Meterik)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vri-je (L245p Meterik)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-2-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkliare (L245p Meterik)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkōēupe (L245p Meterik)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ik siej vəRkēlt gəWôRtə (L245p Meterik)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (L245p Meterik, ...
L245p Meterik)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|