19823 |
commode, ladenkast |
commode:
kəmūt (L245p Meterik)
|
commode [SGV (1914)]
III-2-1
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
kŏmpenĕĕj (L245p Meterik)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
congregatie (L245p Meterik)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
24327 |
daas (tabanidae) |
dees:
dês (L245p Meterik)
|
daas (paardenvlieg) [SGV (1914)]
III-4-2
|
26998 |
dagwerk |
dagwerk:
dagwerk (L245p Meterik)
|
Een dagwerk is ongeveer 50 stok. De maat van een dagwerk verschilt al naar gelang de turfsoort die men steekt en de plaats waar men steekt. Volgens Linssen (pag. 140) is een dagwerk de weekprestatie van een turfgraver, zo''n vijftigtal stokken. Dat komt per werkdag neer op zo''n 2000 turven. [II, 63c]
II-4
|
27184 |
dak |
dak:
dāk (L245p Meterik)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|
24915 |
dal, vallei |
laagte:
lieugte (L245p Meterik)
|
laagte [SGV (1914)]
III-4-4
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
māntel (L245p Meterik),
māntels (L245p Meterik)
|
mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
24984 |
damp, stoom |
stoom:
stōēum (L245p Meterik),
stôêwm (L245p Meterik),
zwaai:
zwââi (L245p Meterik),
ps. boven de beide as staat nog een ?; deze combinatieletters zijn niet te maken. (of omgespeld: [zwaaj]).
zwaaj (L245p Meterik)
|
damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)]
III-4-4
|
18250 |
das, sjaal |
das:
dās (L245p Meterik)
|
das (doek) [SGV (1914)]
III-1-3
|