e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruias, kruirad as van het kruiwerk: as ˲van ǝt krȳwɛ̄rǝk (Meterik) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruidnagel kruidnagel: kroetnagel (Meterik) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruien kruien: kryi̯ǝ (Meterik), kryjǝ (Meterik, ... ), krȳjǝ (Meterik) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || De turf naar het zetveld of de kant van de weg kruien. [II, 71] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] || Turf vervoeren met de kruiwagen. [I, 69] I-13, II-3, II-4
kruier kruier: kryjǝr (Meterik) [II, 75a] II-4
kruik kruik: kroeuk (Meterik) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: krykęteŋ (Meterik  [(meervoud: krykęteŋs)]  ) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruiklompen peelklompen: piǝlklōmpǝ (Meterik) Klompen met pinnen in de hak. Met deze klompen aan kan men makkelijker tegen de planken op kruien. [II, 77] II-4
kruin kruin: krŭŭn (Meterik) kruin [SGV (1914)] III-1-1
kruipalen kruipalen: krȳpø̜̄l (Meterik) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruiplank kruiplanken: kryjplɛŋk (Meterik) Een straal of kruiplank is ongeveer 7.5 m lang, 20 cm breed en 3.5 cm dik. [II, 76] II-4