22750 |
lied, liedje |
liedje:
litsjə (L245p Meterik),
komt alleen voor als verkleinwoordje
litje (L245p Meterik)
|
lied [SGV (1914)] || liedje [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
litjes (L245p Meterik)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
liefde:
liefde (L245p Meterik)
|
liefde [SGV (1914)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
aaien:
āāje (L245p Meterik)
|
liefkozen [SGV (1914)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (L245p Meterik)
|
liegen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lies (L245p Meterik)
|
lies [SGV (1914)]
III-1-1
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L245p Meterik)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
ligger:
ligger (L245p Meterik)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
27070 |
lijndrijver |
aketrekker:
ākǝtrękǝr (L245p Meterik)
|
De man die met het paard het turfschip trekt. [II, 97b]
II-4
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzend:
lɛ̄zǝt (L245p Meterik)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|