28708 |
naaien |
naaien:
nē̜jǝ (L245p Meterik),
nɛ̄jǝ (L245p Meterik)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
naaks (L245p Meterik)
|
naakt [SGV (1914)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nalt (L245p Meterik)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
na de kērk (L245p Meterik)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
26913 |
naar de veenderij gaan |
met de knik gaan:
me dǝ knek gǭ (L245p Meterik),
naar de peel gaan:
nǭ dǝ piǝl gǭ (L245p Meterik)
|
Gaan werken in het veen. [II, 2]
II-4
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L245p Meterik)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L245p Meterik)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nāchtegāāl (L245p Meterik)
|
nachtegaal [SGV (1914)]
III-4-1
|
24394 |
nachtvlinder |
nachtvlinder:
naxvlEndər (L245p Meterik)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadieul (L245p Meterik)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|