e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dorst dorst: dōͅs (Mettekoven) dorst [ZND 30 (1939)] III-2-3
dovenetel (alg.) dovenetel: dovenittel (Mettekoven) dovenetel [ZND 01 (1922)] III-4-3
dovenetel (algemeen) dove-etel: dǭvǝn-etǝl (Mettekoven) Lamium L. Dit plantengeslacht, dat van 10 to 60 cm hoog kan worden, lijkt nogal op de brandnetel met dezelfde soort grofgezaagde bladeren, die overigens géén brandend gevoel veroorzaken, en ook met in bosjes tegen de stengel groeiende bloemen. Deze bloemen zijn evenwel veel groter, gekleurd en lipvormig. Verschillende soorten van dit onkruid komen vrij algemeen voor en worden in de praktijk amper van elkaar onderscheiden. De bekendste zijn wel de witte en de paarse dovenetel die hieronder in een apart lemma worden behandeld. In dit lemma staan de algemene benamingen bijeen. [N 37, 16a; A 60A, 75; L 1, a-m; L 1u, 39; L B2, 334a; L 15, 3; S 7; monogr.] I-5
draden of randen van peulvruchten reven: roaf (sg) (Mettekoven) [Goossens 2c (1963)] I-7
dragen dragen: dra͂che (Mettekoven) dragen [ZND 25 (1937)] III-1-2
drinkbak voor de koeien krib: krep (Mettekoven) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinkglas glas: glâs (Mettekoven) glas [ZND 35 (1941)] III-2-1
druilerig en koud weer vochtig (weer): vōxtix wēr (Mettekoven), vôXtiX (Mettekoven) kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
duivenhok duivenkot: dovekot (Mettekoven), dōvǝkǫt (Mettekoven), dǫu̯vǝkǫt (Mettekoven) Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
durven dorren: zjure - zjuurt - chezjous  žyre (Mettekoven) durven [ZND 25 (1937)] III-1-4