e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koewachter, veeknecht vatsji: vatši (Mettekoven) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
kolengruis gruis: grøͅs (Mettekoven) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolonel kolonel: koͅloͅneͅl (Mettekoven) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: kump (Mettekoven, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komkommer komkommer: koemkoemmer (Mettekoven) [ZND 41 (1943)] I-7
koning koning: kø͂ͅniŋ (Mettekoven) koning [ZND 28 (1938)] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand koning en dame: keuning en dam betaain (Mettekoven) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2
koolmees, mees mees: māis (Mettekoven, ... ) mees [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] III-4-1
koor koor: də kāur van də kerk (Mettekoven) Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] III-3-3
koorts koorts: kotsə (Mettekoven) hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] III-1-2