19085 |
liegen |
liegen:
līxə (P193p Mettekoven)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lis (P193p Mettekoven),
lęs (P193p Mettekoven)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, III-1-1
|
17816 |
liggen |
liggen:
liche (P193p Mettekoven)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
20464 |
lijkbidder |
bidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
bīējər (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21478 |
liniaal |
regel:
ēͅne raaigel (P193p Mettekoven)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17617 |
lip |
lip:
lippe (P193p Mettekoven)
|
rode lippen [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lès (P193p Mettekoven)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
31186 |
loodgieter |
pompenmaker:
pømpǝmēkǝr (P193p Mettekoven)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
de loup van iən gewīr (P193p Mettekoven)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
šøͅt (P193p Mettekoven)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|