25162 |
maanx |
maan:
ps. boven de # staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
moͅn (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven)
|
maan [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)]
III-4-4
|
24879 |
madeliefje |
madeliefje:
madelifje (P193p Mettekoven),
-
madeli:fjes (P193p Mettekoven)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [ZND 40 (1942)]
I-5, III-4-3
|
26825 |
mand |
banst:
bās (P193p Mettekoven)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
19822 |
mannelijke kat, kater |
kater:
ka͂tər (P193p Mettekoven)
|
mannelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21271 |
markt |
markt:
en `t midde van de meͅrk (P193p Mettekoven)
|
In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
meͅrmer (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven)
|
marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mūmbakəs (P193p Mettekoven)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
ma͂zelə (P193p Mettekoven)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
ə medda͂l (P193p Mettekoven)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
20407 |
meerderjarig |
manjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
maajnjéúrich (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven,
P193p Mettekoven)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|