33689 |
met steengruis verharde weg |
kriezelbaan:
krizǝlbau̯i̯n (P193p Mettekoven)
|
In vraag L 24, 28b werd uitdrukkelijk gevraagd naar een naam voor de weg die met steengruis was bedekt. De woordtypen koolassenweg, assenweg e.a. wijzen op een andere bedekking dan steengruis. Macadam is een recentere vorm van een wegdeklaag. [L 24, 28b]
I-8
|
29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (P193p Mettekoven)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nun (P193p Mettekoven)
|
middag [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17839 |
middagdutje doen |
noenslapen:
nūnslōͅpe (P193p Mettekoven)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
22478 |
middelste kegel |
middelste:
millanste (P193p Mettekoven)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikke (P193p Mettekoven)
|
Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
18795 |
minderen |
over de helft zijn:
⁄t is ø͂ver de hälf (P193p Mettekoven)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
znd 31, 23a
mindérjéúrich (P193p Mettekoven)
|
minderjarig [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
mø͂ͅsdīner (P193p Mettekoven)
|
Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
misma͂k (P193p Mettekoven)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|