e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaken kwaken: kwākǝ (Mheer), WLD  kwake (Mheer) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12, III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Mheer), pisdokter: pisdokter (Mheer) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] III-1-2
kwanselen verkwanselen: verkwansele (Mheer) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwart el, maat van 17 cm vierdel: eig. vie(r)del.  viedel (Mheer) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwartel kwartel: kwartel (Mheer), kwattel (Mheer, ... ) kwartel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: kwartsje (Mheer) kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)] III-3-1
kweek kweek: kwēk (Mheer), peel: peël (Mheer), pēl (Mheer), pēǝl (Mheer), -  peël (Mheer), puimen: pø̜̄mǝ (Mheer) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] || kweekgras [ZND 34 (1940)] I-5, III-4-3
kweepeer kwee: kwee (Mheer), kwē (Mheer), kweepeer: kwejipêr (Mheer), kweetje: kwēkə (Mheer) [ZND 29 (1938)]kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)] I-7
kwellen kwellen: kwèlle (Mheer), plagen: plaoge (Mheer) kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1
kwelling/pesterij temptatie (<fr.): temptaasje (Mheer) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1