e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
notendop schaal: WLD  sjaal (Mheer) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
notulen notulen: notule (Mheer) het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)] III-3-1
nylonkous nylon: nylons (Mheer) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
obstakel oponthoud: oponthaod (Mheer) iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: vurdenooën (Mheer), ochtend: mörge (Mheer) s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kaant (Mheer), Opm. v.d. invuller: oever bestaat hier niet.  kaant (Mheer), oever: over (Mheer), oeverkant: overkant (Mheer) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes momentje: (ə) memèèntsje (Mheer), (= momentje!).  mèèntsje (Mheer) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot dikke noot: -  dikke noöt (Mheer), noot: neuat (Mheer), neut (Mheer), nooat (Mheer), noot (Mheer) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
oksel oksel: dr oksel (Mheer) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
okshoofd, maat van 735 liter okshoofd: okshoofd (Mheer) de maat die een inhoud aangeeft van ± 735 liter [okshoofd] [N 91 (1982)] III-4-4