e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onrijp onrijp: onriep fruit ête (Mheer) fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] III-2-3
onrijp, onvolgroeid groen: greuan (Mheer), onrijp: onriep (Mheer) onrijp [SGV (1914)] I-7
onrustig onrustig: oonrŭĭig (Mheer) geen rust hebben [N 85 (1981)] III-1-4
onrustig persoon draaivot: drīējvot (Mheer) een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)] III-1-4
onschuldig onschuldig: oonsjuldig (Mheer) zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimig giftig: giftig (Mheer) moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimige lucht wilde lucht: ⁄n wil loojt (Mheer) onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)] III-4-4
ontberen ontzien: ontzīēn (Mheer) niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)] III-3-1
ontsmettingsmiddel kelksel: kɛlksǝl (Mheer) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
ontsteking uitslag: ōētsjlaag (Mheer) Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] III-1-2