e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paspoort pas: paas (Mheer, ... ) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
passen zitten: zitte (Mheer) nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] III-1-3
pastinaak pasternaakjes: pasternaakes (Mheer) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): der pestoer (Mheer), pəsjtu.r (Mheer) pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pastorie pastorie: pastorie (Mheer) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites frieten: friete (Mheer) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
pater pater (lat.): pa:tər (Mheer) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patries (Mheer) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
paus paus: paus (Mheer) paus [SGV (1914)] III-3-3
pauzeren rusten: ruste (Mheer) heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)] III-1-4